Aan een lange laan staat een flatgebouw met zeven verdiepingen, een lift die er 20 seconden over doet om de vierde verdieping te bereiken, waar een hal met een neppe beveiligingscamera en een semi-Griekse pilaar vol kunstbloemen, leidt naar een galerij met tien voordeuren waarvan de eerste deur de onze is. Hier zijn we begonnen, hier is wat we zijn. Thuis.
Thuis. Met onze verhuizing in het vooruitzicht merk ik dat dit onderwerp mij bezighoudt. Meestal is thuis een veilig weten zonder te beseffen. Zoals je in het donker zonder te tasten de lichtknoppen vindt, krakende plekken vermijdt en de wind door vertrouwde kieren hoort fluisteren. Maar thuis is ook de klemmende deur, het zoekgeraakte sleuteltje van het keukenraam, de fijnstof van de A10 op de kozijnen.
Thuis strekt zich uit naar buiten, waar de blauwe reiger onderaan de balustrade roerloos op de restjes wacht. Thuis is weten waar de regendruppels regenplassen vormen, waar de stoep de straat bijna raakt zodat je niet hoeft te kiezen tussen van je fiets stappen of het risico op een klapband. Thuis is het uitzicht op de drie sierkersen die elk jaar weer roze kleuren, altijd op de juiste tijd.
Thuis is het vaste rondje lopen langs metro, meerkoetnest en meeuwenplein. Is het speelhuisje waar zoon zandtaartjes bakt en dochter ijsjes wegkijkt uit de handen van buurmeisjes. Thuis is de groene grasparkiet in de boom voor het raam, de ton vol gevonden takken op het balkon. Thuis is ballen op het grasveld met dochter terwijl zoon bloemetjes plukt en door molshopen stampt.
Thuis. Hier is ons gezin begonnen, hier liggen onze voetstappen, hier is wat we zijn. Als een badhanddoek wil ik al dat thuis oprollen. Het meenemen om straks simpelweg weer uit te rollen. Als een belofte dat thuis gewoon weer… thuiskomt.